over pieter de buysser

"Een parasiet in de machinekamer van de geschiedenis, bloesemend."
"Eekhoornbrood" is een deel van De Kritiek van het Vermogen.

In Eekhoornbrood is het woord aan de verlorenen.

Twee duifjes gevangen in de klokkentoren waaruit de geschiedenis haar triomfen laat galmen.

Marie-Jeanne en Mhoassi zijn nooit van betekenis geweest, niet echt voor zichzelf, niet echt voor iemand anders, laat staan voor de loop van de geschiedenis die met hen doet wat ze wil. Nooit betekenis gehad hebben is hun kracht. In hun ontluikende liefde begint een taal te botten, een taal van verliefden, een taal van een opstand. Geen Grootse opstand, een kleine, een doorzichtige, één die binnen de 23 vierkante meter van een met zwammen en parasieten versierde hotelkamer in de buurt van Paris Nord kan, een opstand als die van een doorzichtige indiaan.

 

"De waterkans van het verzet"

In Eekhoornbrood zoeken twee personages zich bij elkaar neer te leggen in de luwte van de geschiedenis. Daar, in de lommer van het grote licht en de spots groeit, als de champion Eekhoornbrood, een stil genoegen, een breekbare, smakelijke vorm van verzet. Het is de verdienste van de filosoof Michel Onfray voor het eerst in de geschiedenis van de filosofie op een structurele manier aandacht besteed te hebben aan de betekenis van de maaltijden van generaals en geleerden. In een onttoverd universum, in een tijd waarin de consensus over de waarheid bestaat uit de reductie van de waarheid tot haar biologisch materialisme, levert dit intrigerende conclusies. De overwonnenen, de genen die moeten volgen, de getemde kudde: die eet eenheidsworst. De overwinnaars, de uitvinders, zij die belangwekkende historische prestaties leverden, gaan zich te buiten aan de meest exclusieve specialiteiten.

Marie-Jeanne en Mhoassi, voorbestemde kuddedieren, ontdekken het uitzonderlijk exquise van de hoogst alledaagse champion: Eekhoornbrood.

De kritiek van het vermogen is een afbraakactie, een beweging om ruimte te maken voor een afspraak, van gezicht tot gezicht. Twee personages die hun spraak laten varen en proberen naakt en onbeschermd tegenover elkaar te staan.

Een poging om uit de mismeestering van de tekens uit te komen. Niet om een "zuivere", "ongeschonden" taal te vinden, maar om kleinschalig, tactisch, ondergronds verzet te organiseren. Een waterkans. Theater is een laboratorium waar dàt water, dat vruchtwater van de waterkans, gedistilleerd kan. Verzet tegen de dominantie van Het Zelfde, verzet tegen het dichtslibben van de stroom van de geschiedenis, verzet tegen de stagnatie, verzet tegen de bepaaldheid. Het houdt niet op, we zijn eindeloos veroordeeld tot vrijheid. Verzet tegen het smoren van de stem die onze veroordeling uitspreekt, verzet tegen iedere poging om te ontkomen aan de ordonnantie van het licht dat rond zes uur op de trap valt. Onderwerping aan de Wet die zich niet laat kennen. Onderwerping aan de plicht vrij te zijn, verzet te plegen, de taal vrij te saboteren zodra ze stagneert.

"Druppel in een immigratiestroom, cijfer in een statistiek."

Marie-Jeanne en Mhoassi wonen in Kortessem, een klein gehucht in Limburg. Ze kennen mekaar niet. Ze zijn mekaar wel al dikwijls tegengekomen. Gisteren hebben ze voor het eerst iets tegen elkaar gezegd. Zij is 56, hij 49. Deze ochtend hadden ze meteen afgesproken aan het Station van Sint-Truiden, zij met een koffer, hij met een sportzak van OMOB verzekeringen. Ze hebben samen de trein genomen naar Brussel. In Brussel zijn ze overgestapt naar Parijs. Het stuk speelt in een hotelkamer aan de Gare du Nord in Parijs. Het is avond. Ze moeten gaan slapen. Er is één bed. Er is geen geld. Er is hun ontmoeting, hun afspraak: voor het eerst in hun beider leven een nieuwe gebeurtenis die alles zou kunnen openbreken.

Mhoassi is Tunesiër. Hij spreekt zeer goed Nederlands. Hij is vervolgd en mishandeld in Tunesië, heeft asiel gekregen in België. Na 17 maanden in centra en gevangenissen rond de luchthaven werd hij doorverwezen naar het asielcentrum van Kapellen. Daar heeft hij 4 jaar doorgebracht en kreeg uiteindelijk de Belgische nationaliteit. Hij kon stage lopen in een Mazda garage in Kortessem. Hij doet dat nu al 3 jaar. Marie-Jeanne heeft altijd in Limburg gewoond. Ze heeft wel familie in de streek rond Leuven. Ze heet Marie-Jeanne Daems, jazeker: ze is een achternicht van Rik Daems. Ze is daar heel fier op. Marie-Jeanne heeft tot haar veertigste kinderopvang verzorgd in de gemeente. Dan werd de voorkeur gegeven aan jonge werkzoekenden, zij werd dan nog geregeld opgebeld om bij te springen in drukke periodes, maar tegen haar 45ste was dat toch ook al fel verminderd. Ze had nochtans speciaal een gsm gekocht om altijd bereikbaar te zijn wanneer iemand haar nodig moest hebben. Ze leefde van voldoende uitkeringen, en met een erfenis heeft ze haar kleine huisje een paar jaar geleden meteen kunnen afbetalen en ze had dan zelfs nog wat over. Met de uitkeringen kon ze goed rondkomen. Eén keer per jaar maakte ze een reisje met de autobus, volpension, Oostenrijk of Spanje, maar liefst Oostenrijk. Als de groep meevalt is dat echt een opkikker voor haar. Berglucht, vroeg gaan slapen, en vooral: goed slapen, diep en lang. Samen schnaps drinken is toch prettiger dan alleen.

Marie-Jeanne en Mhoassi zijn de laatste 24 uur verliefd op elkaar geworden. Dat denken ze soms. Echt zuiver verliefd, dat weten ze niet, maar ze zien elkaar heel graag. Echt onvoorwaardelijk graag zien, dat durven ze niet zo te beweren, maar ze zijn graag bij elkaar. Het is te zeggen: echt altijd graag bij elkaar zijn, dat gaat misschien wat ver, maar alleszins is het beter, het is beter en als het niet beter is, is het misschien gewoon goed zo, zo.

Noch Marie-Jeanne noch Mhoassi hebben ooit maar iets fundamenteels in de pap te brokken gehad. Niet in die die ze zelf te vreten kregen, niet in die van iemand anders.
Ze zijn overgeleverd. Druppel in een immigratiestroom, cijfer in een statistiek.

"De werkelijkheid en niets dan de werkelijkheid"

Eekhoornbrood is een liefdesverhaal. Twee cijfers die voor het eerst een taal voor elkaar ontwikkelen. Een woord dat uit haar voorbestemdheid barst. Het stuk is op het eerste zicht een hyperrealistisch drama. Al mijn stukken zijn hyperrealistisch. Er is niets magisch-realistisch, surrealistisch aan. Het is de werkelijkheid waar ik op af ga. "De muze van de dichter die niet op de werkelijkheid verliefd is, zal hem hologige kinderen met te weken botten baren" (Nietzsche, Menselijk al te menselijk) Maar werkelijkheid is niet te pakken. Dus moet ik ze verleiden. De werkelijkheid beminnen is de leugen beminnen. Waarheidsliefde is liefde voor de illusie, het spel, de verbeelding. De armen waarmee de werkelijkheid omhelsd wordt zijn gemaakt van tekens en verlangens. Vlees en bloed is in een scène niet anders te benaderen dan met inzicht, liefde, suggestie, hoop en vertrouwen. Al de rest snijdt aan stukken. Eekhoornbrood is de taal van de waterkans.

"Wanneer de moderne kunst nog gezichten laat zien, schrijft ze als het ware het protocol van een permanente “tussen-gezichtelijke” catastrofe. Ze toont gezichten die niet meer gestalte hebben gekregen in intieme sferische relaties, maar gezichten zonder erkenning, getekend door de wereldmachten – waartoe niet in de laatste plaats de deformatie ten gevolge van succes behoort: de permanente grijns van de overwinnaars, gezichten die niet meer oog in oog staan met menselijke partners, maar met monitors, camera’s, markten, evaluatiecommissies. Door krachten die het gezicht misvormen en ontledigen is het portret verworden tot iets leegs en abstracts; daarmee correspondeert een tendens binnen de gezichtskunst: men wil het gezicht ombouwen tot een posthumane prothese. Het is niet toevallig dat de meest typerende nieuw plek in de geïnnoveerde wereld van de media interface heet. Daarmee wordt niet de ruimte bedoeld waar gezichten elkaar ontmoeten, maar het contactpunt tussen gezicht en niet-gezicht of tussen twee niet-gezichten".
Peter Sloterdijk, Sferen

Wanneer u een neus ziet, ogen, een voorhoofd, een kin, en u kunt ze beschrijven, dan juist wendt u zich naar de ander als naar een object. De beste manier om de ander te ontmoeten is: zelfs niet de kleur van zijn ogen opmerken! De relatie met het gelaat kan stellig beheerst worden door de waarneming, maar wat specifiek gelaat is, laat zich daartoe niet herleiden. 

Allereerst is er de oprechtheid van het gelaat, zijn rechtschapen, weerloze blootstelling. De huid van het gelaat blijft het meest naakt, het meest ontbloot. Het meest naakt – en toch van een gepaste naaktheid. Ook het meest ontbloot: er ligt in het gelaat een wezenlijke schamelheid; het bewijs daarvan is het bewijs dat men deze schamelheid poogt te maskéren door zich poses, een houding aan te meten.

Het gelaat is betekenis, en wel betekenis zonder context. Ik bedoel dat de ander in de onkreukbaarheid van zijn gelaat niet een persoon in een context is. Gewoonlijk is men een ‘persoon’: men bekleedt een functie, men is Fransman, iemands zoon, alles wat in het paspoort staat, de manier van zich kleden, van zich voordoen. Het gelaat daarentegen is enkel zin voor zich. U bent u. In deze zin kan men zeggen dat het gelaat niet ‘gezien’ wordt. Het kan niet een inhoudelijk iets worden dat uw denken zou kunnen omvatten; het is het onbevattelijke, het voert u daaraan voorbij.

In de verschijning van het gelaat steekt een bevel, alsof een meester mij aansprak. Toch is het gelaat van de ander tegelijkertijd ontbloot, beroofd: het is de arme voor wie ik alles kan doen en aan wie ik alles verschuldigd ben.
Emmanuel Levinas, Ethisch en oneindig, gesprek met Philippe Nemo

Ik ben een stukkenschrijver. Ik toon
Wat ik gezien heb. Op de mensenmarkten
Heb ik gezien hoe de mens verhandeld wordt. Dat
Toon ik, ik, de stukkenschrijver.

Hoe ze bij elkaar op de kamer komen met plannen
Of met gummiknuppels of met geld
Hoe ze op straat staan en wachten
Hoe ze voor elkaar valstrikken zetten
Vol hoop
Hoe ze afspraken maken
Hoe ze elkaar liefhebben
Hoe ze de buit verdedigen
Hoe ze eten
Dat toon ik.

De woorden die ze elkaar toeroepen, die laat ik horen.
Wat de moeder tegen haar zoon zegt
Wat de ondernemer de ondernomene beveelt
Wat de vrouw de man antwoordt
Al die vragende woorden, al die gestrenge
Die smekende, die dubbelzinnige
Die leugenachtige, die onwetende
Die mooie, die kwetsende
Alle laat ik horen.

Ik zie daar optreden sneeuwstormen
Ik zie daar naar voren treden aardbevingen
Ik zie daar bergen staan midden op de weg

En rivieren zie ik buiten hun oevers treden.
Maar de sneeuwstormen hebben hoeden op
De aardbevingen hebben geld in hun borstzak
De bergen zijn uit voertuigen gestapt
En de kolkende rivieren bevelen politiemannen.
Dat onthul ik.
...

Wat die vrouw daar zei in haar werkschort
Over het pamflet gebogen, in deze jaren
En hoe de beursmensen met hun schrijvers praatten
Hun hoeden in de nek, gisteren
Dat voorzag ik van het teken van de vergankelijkheid
Hun jaartal.

Maar alles gaf ik prijs aan de verwondering
Zelfs het meest vertrouwde.
Dat de moeder haar kind de borst gaf
Dat berichtte ik als iets wat niemand van me geloven zal.
Dat de portier voor de koulijder de deur dichtsloeg
Als iets wat nog niemand gezien heeft.

Bertolt Brecht