11/05/2010

Zaterdag 15 mei wordt J.M. Coetzee gevierd in Amsterdam. Het is zijn zeventigste verjaardag. Op een avond georganiseerd door zijn uitgever en De Balie, brengen een aantal schrijvers een korte hulde aan één boek, Coetzee zelf zal er ook zijn. Dit is mijn tekst over zijn boek "Foe". Sommigen herinneren zich misschien de toneelbewerking die ik enkele jaren geleden van dit boek maakte voor Johan Simons en NTGent/Munchener Kammerspiel.

Niet ik moet hier staan om Coetzee te danken en te eren. Maar Susan Barton en Vrijdag. De vrouw en de zwarte die volgens wat Coetzee schrijft in  zijn roman “Foe” jaren op een onbewoond eiland hebben gewoond samen met Robinson Crusoe. Het verhaal zoals zij het meegemaakt hebben is nog nooit verteld. Het is het verhaal van de moderne man Robinson dat geschiedenis heeft gemaakt. Susan Barton en Vrijdag maken geen geschiedenis.  Coetzee wou hen een stem geven, hun geschiedenis optekenen, maar dat avontuur heeft schipbreuk geleden in de onmogelijke vertelling van zijn boek.  Ik dacht, ok, misschien nu dan, hier onder ons, in Amsterdam, hoofdstad van een land met een respectabele traditie van vrijheid van meningsuiting, hier met geëmancipeerde mensen onder elkaar, hier zou het toch moeten lukken. Helaas. Ik heb het hen nochtans gevraagd.

Op de trein naar hier zat ze naast mij. Ik vroeg haar “wat ga je zeggen”. Ze zweeg en keek uit het raam. Terwijl het landschap van onze lage landen voorbijtrok zijn honderden Vrijdagen aan ons voorbijgegeleden. Ik kon niet horen wat ze zegden want er zat dik glas tussen ons, en de trein waarop ik zat met Susan Barton reed door.  Dus hier sta ik dan, blanke Nederlandstalige man, voor u, veroordeeld de geschiedenis zoals  we ze kennen verder te zetten.  Maar ik kan wel spreken. Ik heb een tong. En tongen zijn niet alleen lekkernijen voor slavenhandelaars, zoals Coetzee suggereert, niet de eerste keer trouwens dat ik hem heb kunnen betrappen op een culinaire gevoeligheid, ik kan van mijn tong ook een pijltje maken. Een pijl in het rad van de wetmatige geschiedenissen. Zodat er misschien iets spaak loopt. Nog een schipbreuk. Schipbreuk op schipbreuk.  Niet alleen de wispelturige natuur en de menselijk fout hebben het alleenrecht schipbreuken te veroorzaken, de tong van een schrijver heeft dat ook.

Daarom schiet ik graag de volgende scene in het wiel van de geschiedenis die maar doordendert zoals te verwachten en te voorzien.

Mevrouw Susan Barton, komt u maar. Dames en Heren: Susan Barton. En hier aan mijn linkerzijde… Vrijdag, kom maar. U hebt uw hele familie meegebracht zie ik, en de buren. En de familie van de buren ook, wel: welkom. Dames en Heren: Vrijdag en vrienden. Zij gaan voor u de rest van de avond verhalen vertellen. Hun verhaal, ongehoord, het ware verhaal van hun verminking, het verhaal van ons kleurloze schandaal. Het verhaal van onze verlichte bevrijding, het verhaal van onze onmogelijkheid niet te censureren. Ik kan niet beloven dat we nu voor de rest nog een prettige avond gaan hebben. Ze hebben hun mond voor het eerst geopend aan de schrijftafel van J.M. Coetzee, onder zijn hand  zijn ze warm gelopen, en prettige avonden levert dat niet altijd op, ik weet ook niet of u hier tot het eind zal blijven zitten, want de kans is groot dat er maar geen eind aan komt, dat uit hun mond nu een eindeloze stroom  begint, een draaiende keten van tekens die hier bij ons begint en dan doorsnijdt, verder haakt tot in de huid van onze voorouders, tot uit de wonde een kolk van verhalen gutst die u en mij opzuigt, in het gat van onze bodemloze verantwoordelijkheid.

Maar voor we daar zijn is het enige dat u moet doen een beetje uw verbeelding gebruiken, en luisteren naar wat niet verteld kan worden.  Susan, Vrijdag, het woord is aan jullie.