Een kortfilm met prinselijk gedrag, cadeau's en genereuze gebaren. "Na jaren de rimpels van de Brusselaars te hebben gelezen, na dagelijks toegewijd gesprek met zichzelf, na zijn jonge leven lang zorgvuldig het goede van het kwade te hebben gewikt en gewogen, had hij beslist. Mateloos en in een genereus gebaar zou hij een worden met de absolute goedheid. Zijn liefje bracht hem zijn paard. Hij maakte zich klaar voor zijn minzame intrede in Brussel. Zij wist dat hij dit alleen moest doen.

En hij ging en hij gaf en hij leed."

"There are dark places that should be left dark"
Orson Welles

Scenario en regie: Pieter De Buysser
Producent: Maarten Loix
Camera: Ruben Impens
Geluid: Jan Deca en Peter Connelly
Montage: Dieter Diependaele
Met Benjamin Verdonck en Lise Solar
en met Jan-Joris Lamers (oude man), Margijn Bosch (meisje), Guy Dermul (beenhouwer), Willy Thomas (burgemeester van Brussel), Robby Cleiren (Yuppie), Koen De Graeve, Wouter Hendrickx, Geert Van Rampelberg (bende Georgiërs), Bruno Vanden Broecke (clochard en verder met een hond en een paard en een mus).

Lampe vzw, KVS/de bottelarij, Transit Zone vzw, Vlaamse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Fonds Film in Vlaanderen en de Nationale Loterij

Een stadsfabel over het geweld van de weldaad, over prinselijk gedrag, cadeaus en mateloze gebaren.

1 ONDERWERP

De plaats van de generositeit in onze economie.

Het geweld ontketend door het westerse, heroïsche ideaal van het offer en het martelaarschap.
De film toont de intrede van een jonge man, en hoe zijn gulheid, zijn genereuze goedheid, zijn panache, zijn heilig vuur en zijn prometheïsche kracht hem vernietigt.

Thematisch is er een overeenkomst met de vrouwencyclus van Von Trier: het zijn variaties op een gelijk thema: hoe mateloze liefde zelfvernietigend wordt. Nu is dat niet enkel eigen aan Von Trier, dat is drama zonder meer, het is het tragische bij uitstek. De held wordt te gronde gericht door zijn eigen heroïsme, de goede wordt door zijn eigen goedheid verwoest.

"Jezus Christus wreekt zich al 2000 jaar op het mensdom door aan het kruis gestorven te zijn, in plaats van op zijn canapé." Cioran

Christus is voor ons gestorven aan het kruis, zo spreekt de traditie die ons ontegensprekelijk heeft gevormd tot wie we zijn. Is het niet verbijsterend dat de incarnatie van het hoogste morele ideaal van de westerse wereld een tot de dood lijdende, gefolterde man is?

Hoe zou onze omgeving eruitzien moest gedurende 2000 jaar op iedere plek waar ooit een kruisbeeld gehangen heeft, het beeld verschenen zijn van een blij gemutste vrolijke kerel die heerlijk in zijn bloot flurkske door een papaverveld danst?

Er schuilt een flagrant gebrek aan pragmatiek in het offer. Dat is niet meer ontroerend, ik vind dat verscheurend. Ik weet niet wat ik ermee moet. Daarom kom ik er ook iedere keer op terug, vast staat dat ik er iets mee moet.

In de Gebroeders Karamazov beschrijft Dostojevski de gekende passage van de grootinquisiteur: Jezus is terug gekomen, deze keer in een al zeer Christelijke stad, en zeer snel wordt hij de gevangenis in geworpen. Zijn komst is gênant en hinderlijk. Hij is een bedreiging. Dat hoofdstuk raakt het hart van deze kortfilm.

Het equivalent van Dostojevski's "Grootinquisiteur" als één van de subteksten voor het scenario, is voor het visuele het schilderij van James Ensor: "De intrede van Christus in Brussel". Het werk van Ensor, wankeling op de rand van de heldere waanzin, klatering van een lucide gek, is me onnoemelijk dierbaar. Hij speelt met maskers en verschrikking, met expliciete kleuren die ons hele eieren eten verzwijgen net door het op te roepen. "Het" is een sierlijk hiaat, een analfabetische naam, een beeldloos teken. Met zijn ene oog op die blinde vlek gebrand, met zijn andere op zijn doek en zijn penseel, maakt Ensor van ons doen en laten feestelijke kolder, de lach als rampenplan voor het teveel aan mededogen. Het blijft weg, het komt niet verder dan een niet weg te krijgen krop in de keel, het is bij Ensor nooit zomaar weg te slikken, Ensor zadelt je ermee op. Ensor is een dramaturg. Ensor is de schilder van de maskers. Drama -cinema en theater- is de kunst van de maskers, de povere kunst van de reële pijn en een schamele kruimel schijn, in belachelijke afwachting van het zijn. Het bekruipt je. En daaronder kunnen we proberen mekaars hand te raken.

Het offer, het heroïsme, het genereuze geven: het is een opake en fascinerende wreedheid die misschien de kern van drama uitmaakt.

Misschien is martelaarschap de meest laffe vorm van verzet.

2 STIJL

Dit is een stadsfabel.

Geïnspireerd door de grapjes en het surrealisme van iemand als Buñuel en de archaïsche oerkracht van een Pasolini trekt dit machientje zich op gang, zijn geheel eigen gang.

Al de tekens staan in dienst van het verhaal en haar metaforische kracht. Niets overbodigs.
Er is in de keuze voor digitale camera en voor de "stijl" van De Intrede één film die meer dan anderen van belang geweest is.

"The book of life" van Hal Hartley, gemaakt op vraag van Arte in de reeks films voor het einde van het millennium. In de film komt Jezus in 1999 naar New York om het Laatste Oordeel te voltrekken. Niet alleen thematisch is er een zekere overeenkomst: de komst van een Messias, of iemand die zich voor een messias neemt, in een hoofdstad vandaag. Het is de eerste film die me werkelijk de mogelijkheden van de digitale camera getoond heeft. In plaats van haar "tekortkomingen" te willen wegmoffelen of uit te spelen verkent ze hier met zwier de nieuwe mogelijkheden. Het opmerkelijke aan deze film (en bv. ook aan het recente en digitale "Time Code" van Mike Figgis) is dat net doorheen de experimenten met de nieuwe technologie indringend de zeer klassieke ervaring van "drama", van "het tragische" in je nekvel bijt.

3 VISUELE AANPAK

Een zekere thematische verwantschap, het feit dat we digitaal draaien, en hun ontegensprekelijk wijdvertakte invloed op veel jonge cineasten vraagt ons positie te bepalen tegenover de Dogmaschool.

Wel dat is dan zeer snel gedaan: het is hoegenaamd geen dogma-film. De dogma-films zijn een school geworden, en dan nog één die zich met het wapen van de eigen geloofsovertuiging in de eigen voeten schiet.

Von Trier is een geniaal kunstenaar, maar net hij die ermee begonnen is maakt niet voor niets al lang geen dogma's meer. De dogma-school was naast een geslaagde marketingstrategie veeleer een metafoor voor ieder kunstwerk van onze tijd. In een tijd waarin de Wet weg is, hangend in haar eclips, manifest aanwezig in haar blijvend vertrek, ben je veroordeeld tot het scheppen en verzinnen volgens arbitraire, volstrekt contingente wetten, die je dan orthodox opvolgt. Uit wreedaardigheid in het plezierig absurde, en uit plezier in het wreedaardig absurde.

Ik werk in het geheel niet volgens de dogma's van de Deense Thomisten, maar volgens mijn eigen, zinledige dogma's, allen zo lek als een huis, maar ik volg ze gedwee.

Als slot van deze intentieverklaring: ik wil geen werk maken dat bevredigt. Ik wil werk maken dat verlangen schept, verlangen naar een verlangen dat je niet eens meer kan verlangen, en dat daarom opnieuw verlangen schept.

{tabs type=sliders}

{tab title=Nota over tijd en Handeling}

1 De zomer van 2001

Vertelde tijd:

Dit verhaal bestrijkt een duur van hooguit 2 uren. Hij begint zijn Intrede om half vier in de namiddag. Een grensuur: uur waarop het bijna te laat is om nog iets te beginnen dat de afglijdende dag haar zin zou kunnen geven, uur waarop het nog te vroeg is om te berusten in het verzinken. Het uur van de ultieme kans. Bij heet zomerweer is half vier het uur waarop de verveling verleidelijk over de gezichten streelt. Twee uur later zal het hoofdpersonage zijn taak volbracht hebben.

Het is een hedendaagse film. Een film voor en over onze tijd. Over een tijdgeest die haar gedaante dankt aan een perverse economische ideologie wiens gevaarlijkste vijand de generositeit om niets is. Een tijd die getekend wordt door de stijgende grafieklijn van de aandelen van Marks en Spencer de dag nadat de directie een duizendtal ontslagen heeft aangekondigd. De perversiteit van deze ideologie tast het hoofdpersonage aan, hij heeft een huid te weinig en aders te open.
Aan de voet van een nieuw millennium wil hij -kost wat kost en met gevoel voor panache- het pietepeuterig cliché van onze tijd weerleggen: "There are no heros any more."

Verteltijd:

Acht dagen draaien in september 2001. De film duurt een 15-tal minuten.

2 Brussel

Er werd gedraaid in Brussel op de Lemonnierlaan, de Boulevard Anspach,...van Zuid naar Noord. Dat de Intrede in Brussel gebeurt, is uiteraard omdat dat dat een schat aan referenties ontketent.
Het zijn die gelaagdheden en betekenissen die het karaat van de film slijpen.

Er is de al elders geciteerde referentie naar Ensors magistrale "De Intrede van Christus in Brussel".
Maar in eerste instantie doet hij zijn intrede in Brussel omdat dat de hoofdstad van België en Europa is. In Wuustwezel is geen Intrede te doen. Een Intrede: dat is het zich toe-eigenen van symbolen. Hij eigent zich Brussel toe, treedt in, penetreert de hoofdstad en het hart van België met een hoed als een zevenmaster deinend op zijn kop, hop België binnen, de wieg in van het surrealisme in kunst en politiek, en door België te penetreren langs Brussel, stoot hij door tot in het hart van Europa.

Brussel: de bedradingskast van België en Europa.
En onze jonge man houdt ervan met elektriciteit te spelen.
Hij dringt binnen in de bron van de heersende ideologie.
Het symbool Brussel is het ventiel langs het welk de "Europese geest" ons wordt ingeblazen.
Een spirit die bestaat uit een mengeling van egoïsme en veiligheidsverzuchtingen, een verzuurd luchtje van hetzelfde van het hetzelfde van hetzelfde en van niettemin een militante hoop voor dat collectieve project.

Bovenal is Brussel een stad voor kunstenaars en verzetslieden. In haar afzichtelijke schoonheid, in haar gesmeerd lopende chaos, in die knoert van een paradox, is ze het levende, vanzelfsprekende en onbegrijpelijke bewijs van de mogelijkheid van de onmogelijkheid.

Een belangrijke mededeling: De vraag om de "personages" te beschrijven gaat alleen op voor scenario's die vast hangen in een negentiende-eeuw concept van drama. De notie "personage" houdt voor wat ik doe geen steek, omdat de notie "persoon" als een aan zichzelf gelijk blijvend subject, een steek kwijt is. De mensen zie ik als kruispunten van gedachten, beslissingen, contexten, geschiedenissen, verlangens, taaluitstulpingen als daar zijn "ik ben geboren ik zie je graag en ik ga dood " en doe er nog een kluts genen over.

Niets is zo kleinerend, beperkend en vooral determinerend om een mens -een onvatbaar raadsel- te beschrijven als "een personage".

Daarom is wat volgt geen personagebeschrijving, maar extra input voor de acteurs. Zij zijn elk afzonderlijk mensen van vlees en bloed die evenmin te "typeren" zijn. Hun niet te definiëren persoonlijkheid, het scenario, en de bestuivingen tijdens het werkproces, dat alles zal gestalte geven aan de complexe, niet te definiëren mensen uit de film.

Ik streef geen psychologisch realisme na. Psychologisch realisme is een genre waar je je van kan bedienen en dat naast een duizendtal andere stijlen en registers tot onze dienst staat.

De jonge man, het hoofdpersonage, is een eenvoudige kerel uit Brussel. Hij is ingoed. En nu heeft hij een beslissing genomen. Gebroken met de wetmatigheden die hun slag slaan. Na jarenlang zijn leven in fijne details toegewijd te hebben aan het goede leven, is hij er nu klaar voor. De Intrede is een hoogtepunt en het resultaat van een minutieuze voorbereiding, een -zoniet hét- hoogtepunt in zijn spirituele vervolmaking.

Hij is opgestaan uit zijn Nacht, hij heeft geantwoord, hij heeft beslist en nu schenkt hij zich weg. Iedere stap is een stap dichter naar het Nieuwe Jeruzalem. Zijn mededogen en liefde spot met onze kleinzieligheid. In plaats van iedere ochtend stiekem voor de spiegel een klein beetje te lijden doet hij het éénmalig, groots en meeslepend. Tegen de verstrooiing, tegen de diversiteit, deze jonge kerel drinkt van zijn dorst naar het ene. Hij geeft zich liefdevol ten offer aan het onmogelijke. Hij is ernstig, minzaam, goedmenend en in een voortdurende staat van eerlijke zelfbeschouwing. Dat zijn hoed en zijn actie afwijkend, rebels of origineel lijken is niet meer dan een neveneffect van zijn overtuiging, hij zoekt de rebellie om de rebellie niet op, evenmin wil hij shockeren of aandacht. Het gaat niet om hem, het gaat om waar hij voor staat, waar voor hij gaat: daar is hij van doordrongen. Hij meent het. Hij heeft geen last van postmoderne ironie, hij wil beminnen, zijn stadsgenoten verlossen, en een ware heilige en een held zijn.

Lotte, zijn liefje, is een pracht van een griet. Warm, grappig, teder, eigenzinnig. Vanuit haar eigengereidheid bemint ze de jongen. Omdat ze is wie ze is kan ze hem beminnen om wie hij is, om wat hij doet, zijn beslissing is ook de hare, zij het dat zij voor zichzelf beslist heeft hem te steunen zonder zelf mee te gaan. En niet in het minst omdat zij zichzelf niet zo wil verliezen als hij. Ze heeft in elk geval voor hem een goedsluitende tupperware doos bij de hand met daarin lekkere grove boterhammen met geitenkaas en een koel radijsje.

Ze is gereserveerder, heeft meer persoonlijke ruimte nodig. Ze behoudt een afstand, net omdat ze weet dat die afstand haar meer in staat stelt hem te kunnen beminnen. Haar inlevingsvermogen is enorm, ze gaat met hem, steunt hem, voelt de geringste prikkel van haar lief, maar ze laat hem gaan. Het is zijn weg. En zij is zo doordrongen van de uitzonderlijkheid van wat hij doet dat zij hem daarin wil beminnen en begeleiden.

De oude man, heeft het allemaal al eens meegemaakt. Hij is een vrije vogel, als Isis die weet wat voor, wat na en wat tijdens ieder minuut in iedere ruimte gebeurt. Hij ziet een heldendaad en ziet meteen de rampen en de catastrofen die ze ontketent. Hij hoort een utopisch woord en hij hoort meteen de gemartelden die er niet in geloofden al kermen. Hij verkiest pragmatiek boven de utopie, hij is een Diogenes in zijn ton. Een nuttig recipiendus onzere samenleving, nog hondser dan zijn hond, een man die graag tot proporties herleidt en herleid wordt.

Het meisje met het rugzakje is een gracieuze, frisse verschijning. Ze is smoorverliefd, en dat meteen en op slag. Ze is een bruidje van Chagall, een semiete uit het Hooglied, één en al een frisse fee met kling klang klootjes aan haar lijf en een grote mond. Ze kan zonder aarzelen zo onbeschroomd zijn omdat haar fijngevoeligheid haar zelden in de steek zal laten.

De beenhouwer is een sluwe vos, een pathetisch aftroggelaar, een opportunist en een tweezak, maar dat alles is hij voor vrouw en kind. Hij zoekt zijn winstjes en hoe simpeler ze lijken te verkrijgen hoe meer hij zich er voor zal inzetten. Hij mist een zekere fijngevoeligheid.

De burgemeester heeft het allemaal begrepen maar het verschil met de oude man is dat de burgemeester het vertikt zelf de dupe te worden van het feit dat hij alles zo goed door heeft. Hij is communicatief, vlot, sociabel, sympa, en een stemmenkanon dat geen café kan passeren of hij geeft er een tournee general. Hij zelf drinkt wel Perrier Citron. Hij krijgt opmerkelijk veel geregeld.

De Yuppie is een kwetsbare jonge man met een veel te grote mond. Zijn stropdas verhindert dat de agressie uit zijn ongetwijfeld kleine pietje naar zijn hoofd stijgt. Bij tijd en wijle wordt het hem toch te machtig. Hij houdt van de goede orde in de civiele maatschappij. Al wat daarvan afwijkt en zijn pad kruist ontregelt eerst hem, en dan misschien via hem de maatschappij, zodat hij toch nog gelijk krijgt. Een hufterke waar je mee te doen hebt omdat hij het zich zo onnodig ingewikkeld maakt. En tegelijk ijdel als een panter.

De Georgiërs, die moeten alleen motten uitdelen. Het wil lukken dat ze ook niets liever doen.
Fier volk uit de arme landen dat zich bij ons nuttig komt maken met de jobkes die wij graag uitbesteden wegens druk druk druk.

De clochard is een bovenste beste kerel alleen is hij de laatste 16 jaren ietwat de pedallekes kwijt. Om eerlijk te zijn: het gaat niet zo goed met hem, hij rekent te veel op anderen, heeft nog wat moeite om voor zichzelf te zorgen, maar hij is werkelijk al 46 jaar een onwaarschijnlijke gelukzak. Hij trapt iedere keer opnieuw per ongeluk in de meest hachelijke situaties, en toch treft hij telkens op de juiste moment de man of vrouw die hem redt.

Een echte geluksvogel.

{/tab}

{tab title=Festivals and awards}

Selected in international competition for:

-Leuven Kort (Belgium)
-Courtisane (Belgium)
-Hamburg International Shortfilmfestival (Germany)
-Magma International Filmfestival (Sicily) Special mention Aleph
-Milano International Filmfestival (Italy) Special mention Aprile
-Split International festival for new film (Croatia)
-Hannover, nomination Media 21-price (Germany)
-Brno 16 (Tsjechie) Peter Hidz Award best debute
-Filmfestival Flanders, selection best Belgian shorts of the last 3 years (Belgium)
-Filmfestival Amiens (Amiens, France)
-festival Songes de Nuit (Paris)
-Bradford International Filmfestival (Bradford, UK)
-Montreal Filmfestival (Canada)
-Teek-filmfestival (The Netherlands)
-Open Eyes shortfilmfestival (Marburg, Germany)
-Frankfurt (Signes de nuit)
-Portobello Filmfestival (London, UK)
-Rome
-Valadero (Mexico)
-Lausanne (Zwitserland)
-European filmfestival: Turkey

Awards:

-Special Aleph Mention, Magma festival, Sicily
-Special Mention Aprile, Filmfestival Milan, Italy
-Peter Hvizde award best filmdebut, Brno 16, Tsjechie

Press:

"Disturbing and poetic filmdebute"
"A shocking and briljant first film"

Juryquotes:

"A film as higly poetical as political. A splendid editing and a sublime photography... challenging the optical impossible"
Magma-filmfestival, Special Aleph Mention

"An overwhelming emotional impact, ... a profound tragical fresco"
Milano filmfestival, Special Mention Aprile

"A disturbing and thoughtprovoking film"

{/tab}

{/tabs}