Een groteske reeks politieke sprookjes. Een proeve van Europese mythologie met haar op: een waarachtige polloffel. Slapstick op de radio, verbeelding in de ether, en gedaanteveranderingen in uw bloed. Vanaf maandag 19 september sluit het cultuurmagazine Babel elke uitzending af met een nieuwe aflevering van “De ongelooflijke veranderingen van Meneer Afzal. (over zijn glazen been wordt niet gesproken.)”

Ik schrijf en vertel het verhaal. Kris Defoort zet er muziek bij en voert ze uit met zijn trio. Klara en LOD produceren.

Ik vond dat het tijd is om iets nieuws uit te vinden, daarom deze polloffel. Een onzuiver genre dat vanaf 19 september bestaat en verdwijnt op 23 december. Een polloffel becommentarieert de actualiteit niet maar voegt er iets aan toe: een volle pollepel verbeelding. Nochtans is niets in de polloffel gelogen: een ietwat vakkundig gemaakte polloffel schept gewoon eerst wat hij ziet gebeuren in de politieke actualiteit op, en schept dan opnieuw uit. Meneer Afzal is in aantocht en hoed u: hij is in polloffelvorm, hij is nog maar net het Warandepark ingewandeld of BHV is gesplitst. Een polloffel is lof aan de pantoffelheld in feuilletonvorm. Een polloffel is Europese mythologie met haar op. Een polloffel is een volkssaga voor een volk in ontbinding en heerlijk zwanzen tegelijk.

Herbeluisteren op de podcast van Klara

Zo vriendelijk en veilig

{tabs type=sliders}

{tab title=Aflevering 1 (uittreksel)}

Meneer Afzal zit aan zijn kantoor op het Barricadenplein 4 in Brussel.

Hij rolt zijn namaaklederenkantoorstoel een volle meter achteruit. Zo'n kort ritje in zijn stoel stemt hem altijd opnieuw vrolijk, hij hoort de collega's telefoneren, een printer ratelt, op een verre radio wat gepraat over de staat, over een regering op maat, en het politieke spagaat tussen de ruggengraat en de bilnaad. Eh bon, weer aan het werk, hij strekt zijn armen naar het tafelblad paraat om zich terug naar voren te trekken, helaas, hij stelt vast dat tussen hem en zijn bureau een onoverbrugbare ravijn gaapt. Een ijskoude vrieslucht kruipt uit de diepte voor zijn voeten tussen zijn broekspijpen naar boven.

Suzy, meneer Afzals gewaardeerde departementsmedewerkster, verschijnt in de deuropening, ze vraagt of hij al klaar is met de achthondervierenzestig.

"Ja" zegt hij, "ja, klaar, afgewerkt, de geijkte procedure, direct in je mailbox." "Tipperdetopjes" zegt Suzy en éclipst. Meneer Afzal durft niet te kijken in de kloof die hem scheidt van zijn bureau, hij vreest een verblinding, een massagraf, larven, geelbruine eitjes, zo groot als een vingerkootje. Na 15 jaar voortreffelijke dienst dringt het ineens ongenadig bij meneer Afzal door dat hij niet meer begrijpt wat zijn werk precies is. Coordinator van de registratie van de processen. En hij weet als geen ander hoe dat te doen, hij weet zelfs blindelings hoe hij zelf het evaluatieproces van de registratie van de processen kan opstarten én bij sturen waar nodig. Maar wat zijn nu alweer de processen die hij registreert? Waar beginnen de processen en waar eindigen ze? En waarom deze vraag nu zo vernietigend op hem afgevuurd?

{/tab}

{/tabs}